Een federale rechter in Californië heeft de rechtszaak van Ford afgewezen, waarin hij verschillende advocatenkantoren ervan beschuldigde de autofabrikant systematisch te veel te factureren op grond van de Lemon Law van de staat, en vond dat de claims onvoldoende waren om door te gaan op grond van de Racketeer Influenced and Corrupt Organizations (RICO) Act. In de zaak, die in mei werd ingediend, werd beweerd dat wijdverbreide frauduleuze factureringspraktijken bedoeld waren om misbruik te maken van een systeem dat bedoeld was om consumenten te beschermen.
De kernbeschuldigingen
Ford beweerde dat ongeveer de helft van de ingediende juridische vergoedingen die het ontving van bedrijven die Lemon Law-geschillen behandelden, verzonnen of schromelijk overdreven waren. De autofabrikant voerde aan dat deze bedrijven misbruik maakten van de verplichting voor fabrikanten om de advocaatkosten te dekken, waardoor consumentenbescherming een op winst gericht plan werd.
Belangrijkste bewijsmateriaal aangehaald door Ford omvatte extreme factureringsgegevens, zoals Amy Morse, een partner bij Knight Law Group, die naar verluidt meer dan 20 uur per dag factureerde op 66 verschillende gelegenheden. Een bijzonder treffend voorbeeld toonde aan dat Morse 57,5 uur op één dag factureerde, cijfers die Ford presenteerde als bewijs van opzettelijke misleiding. Het bedrijf beschuldigde de bedrijven – waaronder Knight Law Group, The Altman Law Group en Wirtz Law – ervan meerdere autofabrikanten te bedriegen via soortgelijke plannen.
De immuniteit van Noerr-Pennington heerst
Ondanks de agressieve claims van Ford oordeelde de Amerikaanse districtsrechter Michelle Williams Court dat de advocatenkantoren werden beschermd door de Noerr-Pennington-immuniteit, een juridische doctrine die antitrustclaims verhindert tegen partijen die een verzoekschrift indienen bij de regering. Deze immuniteit beschermt de bedrijven effectief tegen aansprakelijkheid, aangezien hun acties werden beschouwd als legitiem lobbyen bij regelgevende instanties in plaats van als illegale afpersing.
De rechter oordeelde ook dat de RICO-aantijgingen van Ford onvoldoende bewijs boden, wat de zaak van de autofabrikant verder verzwakte. Door de beslissing heeft Ford geen onmiddellijk juridisch verhaal meer, hoewel het bedrijf tot 22 december de tijd heeft om de rechtszaak aan te passen en opnieuw aan te spannen als het ervoor kiest de zaak verder voort te zetten.
Implicaties en wat daarna komt
Deze uitspraak roept vragen op over de mate waarin autofabrikanten de juridische kosten in Lemon Law-zaken kunnen aanvechten. Terwijl Ford systematische fraude beweert, geeft de Noerr-Pennington-doctrine voorrang aan het recht om een verzoekschrift in te dienen bij de regering, zelfs als die verzoekschriften gepaard gaan met agressieve factureringspraktijken.
Het ontslag onderstreept de uitdagingen waarmee autofabrikanten worden geconfronteerd bij het bestrijden van vermeend misbruik van de wetgeving inzake consumentenbescherming. De zaak benadrukt de spanning tussen de belangenbehartiging van consumenten en het potentieel voor legale uitbuiting.
De beschuldigingen van Ford dat sommige bedrijven later frauduleuze betalingsverzoeken hebben ingetrokken om “hun sporen uit te wissen” suggereren een patroon van opzettelijk wangedrag, maar het bewijzen van RICO-schendingen vereist een hogere bewijskrachtdrempel. De uitkomst suggereert dat toekomstige rechtszaken sterker bewijs nodig zullen hebben om de juridische bescherming te overwinnen die wordt geboden aan bedrijven die betrokken zijn bij lobby- of regelgevingsgeschillen.
